Trillend zit Victor op mijn bank in de spelkamer en zegt: “En we kunnen dus niet naar Frankrijk, want we moeten dan langs Parijs en daar zijn de aanslagen geweest. Dat heb ik gezien op het Jeugdjournaal. En we moeten dan eerst door België en daar verschuilen er nog een paar terroristen in gewone huizen en die herken je dan niet. Dat zeggen ze op het Jeugdjournaal.” Victor durft niet op vakantie, want hij heeft het allemaal gezien op het Jeugdjournaal. Eigenlijk wil Victor helemaal niet naar het jeugdjournaal kijken, omdat hij er zo naar van gaat dromen. Maar op school is het verplicht. Vlak voordat ze naar buiten gaan, eet iedereen zijn meegebrachte hapje of boterham op. “En dan mag je niet praten,” legt Victor uit. “We moeten naar het Jeugdjournaal kijken. En jemoetecht kijken, ” benadrukt Victor “omdat we moeten weten wat er in de wereld gebeurt.”
De acht-jarige Victor gaat gebukt onder het wereldleed waar hij zich vreselijk angstig en machteloos door voelt. Hij kan immers niets veranderen aan deze volwassen zaken. Ik zucht in mijzelf. Het Jeugdjournaal als verplicht onderdeel van de lesdag op scholen heeft weer toegeslagen. Kinderen zitten de hele dag op een houten plank (wij noemen dat schoolstoeltjes) en zijn geconcentreerd met hun werk bezig of kijken met elkaar naar instructie of uitleg op het digibord. En wanneer de kinderen dan eindelijk even op een ontspannen manier met elkaar contact kunnen maken (onder het genot van een hapje en een sociaal kletsje) wordt de zwijgplicht opgelegd en worden de kinderen gemarteld met het zien van nare beelden uit de volwassene wereld waar ze geen invloed op hebben.
k ben overigens niet tegen het Jeugdjournaal. Het Jeugdjournaal heeft prachtige items waarin kinderen uit de hele wereld laten zien hoe zij leven en wat zij meemaken. Maar daarnaast worden de kinderen geconfronteerd met oorlogsbeelden, terroristische aanslagen en vuurwerk dat in een stadion terecht komt in de capuchon van een kind. Wanneer wij willen dat onze jeugd een antwoord kan ontwikkelen op de verschrikkingen in onze wereld, dan helpt het om kinderen te leren communiceren met elkaar, hoop te koesteren op verbetering en de moed te ontwikkelen om het goede te doen en het slechte af te wijzen. Daar hebben ze elkaar voor nodig. Wanneer de school veel tijd zou geven aan het verbeteren van de communicatie van kinderen met elkaar, dan zouden we de kinderen effectief opleiden om te communiceren in plaats van oorlog te voeren uit hebzucht, angst of bemoeizucht.
Het verplicht stellen van het kijken naar het Jeugdjournaal tijdens het eten (wat een sociaal en gezellig gebeuren zou moeten zijn) draagt daar niet aan bij. Victor hoeft gelukkig niet meer te kijken. Eén briefje van mij aan de school heeft hem vrijgesteld. Helaas moeten hij dan wel apart eten, want de andere kinderen zijn wel verplicht zich aan het Jeugdjournaal bloot te stellen.