“Hij is geboren in het verkeerde lichaam,” vertellen de ouders van hun 12 jarige zoon. “Onze Max (hij heette eerst Madelon) had al vanaf dat hij heel klein was, een hekel aan poppen, jurkjes en al dat soort meisjesdingen,” legt de vader van Max uit. “Eerst vond ik het wel moeilijk, hoor, want we hadden al drie zoons en ik was zo blij met een meisje. Lekker tutten met haar en make-up dacht ik. Nou, dat viel tegen!” lacht de moeder van Max. Max blijkt naast zijn genderproblematiek veel schoolproblemen te hebben: hij heeft dyslexie, kort lontje en heeft voortdurend aanvaringen met autoriteiten. Max is al vanaf groep 1 op school bekend als Max. De ouders van Max hebben nooit moeilijk gedaan over de wensen van hun zoon om stoere jongenskleren te dragen en ruig te stoeien met zijn broers. En nu staat Max voor de puberteit en maakt zich zorgen. Hij voelt zich jongen en wil er nu ook wel uitzien als een jongen. Tijdens de eerste sessie vraagt hij mij verontwaardigd: “Wanneer mag ik nou een piemel krijgen, want ik haat mijn doos!!! Volgens het ziekenhuis mag het pas wanneer ik 18 ben. Dat hou ik nooit uit.” Ik hoor de wanhoop van Max en ook het ‘gevaar’ van zijn overtuiging ‘ik zit in het verkeerde lichaam’.
Ter vergelijking: wanneer een kind enorme flaporen heeft, spreek je ook niet van ‘hij is geboren met de verkeerde oren’. We zouden in zo’n geval het kind helpen met verdragen van zijn flaporen en de mogelijkheid van een operatie overwegen, wanneer het kind en de ouders de overtuiging hebben dat het leven van het kind daardoor vergemakkelijkt wordt. Niemand zou denken: ‘Als hij kleine oren heeft is hij voor altijd gelukkig.’ Zelfhaat (naar delen van je lichaam, bepaalde gevoelens of gedrag leidt niet naar een prettige oplossing of verwerking van je probleem. Elk conflict (in je binnenwereld of in de buitenwereld) geeft ongewenste symptomen.
Wanneer Max zijn eigen lichaam verafschuwt en delen ervan (de vrouwelijke kenmerken) afwijst, dan kan dat leiden tot psychische en lichamelijk symptomen die je liever niet hebt. Sommige mensen ervaren bepaalde lichaamsdelen als niet van hen of niet bij hun lichaam behorend: het gevolg van de zelfhaat. Zij zijn bereid om (als oplossing) benen, armen of voeten te laten amputeren. Met hypnotherapie is dit probleem gelukkig goed op te lossen. In hoeverre heeft Max een geestelijk probleem (ik voel me jongen) en/of een lichamelijk probleem (ik zie eruit als een meisje)? Ik moet er niet aan denken dat Max in zijn wanhoop met een schaar aan de slag gaat om zijn ‘doos’ te lijf te gaan. Er staat mij daarom het volgende te doen. Ik zal Max moeten helpen om zijn lichaam te waarderen zoals het is en zijn eenzijdige verklaring van zijn ongelukkig zijn (ik zit in het verkeerde lichaam) iets op losse schroeven te zetten. Max heeft nu nog de overtuiging dat de geslachtsoperatie zijn probleem helemaal op lost. De operatie om de uiterlijke kenmerken van zijn lichaam aan te passen aan zijn gevoelswereld helpt hem ongetwijfeld op weg, maar dat betekent niet dat hij dan op stel en sprong supergelukkig is. Bij gender-problematiek is daarom de oplossing van het nare gevoel voor een groot deel gericht op het psychisch leed en daarnaast op de lichamelijke verandering. Om Max te helpen vraag ik: “Val je op meisjes, jongens of allebei?” Max blijkt verliefd op een meisje uit zijn klas. En dan leg ik Max het volgende voor: “Als jij nu zo’n haat hebt naar je doos… hoe gaat het dan straks met je vriendin? Ga je haar doosje wel mooi vinden? Nu heb je de kans om precies te weten en te onderzoeken wat het is om een doosje te hebben, wat er leuk aan is en hoe het voelt. Het zou toch jammer zijn als je de tijd die je er nu nog mee hebt niet goed gebruikt.” Max giechelt even. “Ik weet niet …”, zegt hij. “En je hebt alles nodig van je doosje om later een mooie piemel van te kunnen maken,” verzeker ik hem. Om alvast te kunnen genieten van ‘staand plassen’ geef ik hem een plastic piemel. Max kijkt mij schuin aan en zegt met een guitig lachje: “Laat die maar hier. Die komt wel wanneer ik 18 ben. Jongens kunnen ook zittend plassen.”